
Bocholt (Limburgs: Bógget) is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Limburg. De gemeente behoort tot het kieskanton en het gerechtelijk kanton Bree en telt ruim 12.500 inwoners. Reeds in de 12e eeuw was Bocholt een heerlijkheid in het graafschap Loon, dat uiteindelijk deel ging uitmaken van het prinsbisdom Luik. Het tiendrecht en het patronaatsrecht werden in 1231 door Heer Gozewijn van Born verkocht aan de Abdij van Herkenrode. De tiendeschuur bevond zich in het complex van de versterkte hoeve Damburg. Verschillende adellijke families zijn met Bocholt verbonden geweest. Achtereenvolgens waren dat: Van Born, Reifferscheid, Van Horne, Van Bocholtz, Van Lalaing, Fürstenberg en De Lannoy, zie Lijst van heren van Bocholt. De Heren van Bocholt, die doorgaans ook tal van andere bezittingen hadden, verbleven meestal niet op de Damburg, maar lieten zich vertegenwoordigen door de Schout.
Bocholt kende een eigen schepenbank, dat ondergeschikt was aan het beroepshof van Vliermaal.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de Damburg verwoest door de troepen van Peter Ernst I van Mansfeld en later gedeeltelijk heropgebouwd in Maaslandse Renaissancestijl. In het poortgebouw van de Damburg was vroeger een vrouwengevangenis gevestigd. Hier zaten bij uitzondering ook bokkenrijders opgesloten die hun executie afwachtten op de Galgenberg.
Napoleon is met zijn legers door Bocholt getrokken en heeft verzet moeten ondervinden aan een lange middeleeuwse verdedigingswal, die sindsdien de Napoleonsdijk heet.